
- Lees het proefschrift
Midproportion Achilles Tendinopathy: Incidence, Imaging and Treatment
S. (Suzan) de Jonge
Erasmus Universiteit Rotterdam, 2015
Chronische Achillespees aandoeningen komen veel voor in de huisartsenpraktijk en zijn een groot probleem voor sporters met hardloop- en sprong belastingen, na 5 jaar is slechts 40% van de patiënten volledig pijnvrij. Patiënten met type 2 diabetes zonder klachten aan de Achillespees hebben wel een licht verminderde Achillespees structuur t.o.v. gezonde leeftijdsgenoten, deze verschillen worden grotendeels verklaard door BMI (Body Mass Index).
In dit proefschrift worden verschillende behandelopties van midportion Achilles tendinopathie onderzocht:
– Twee post-injectie protocollen werden getest in kadavers, waarbij geen verschillen werden gevonden in intratendineuze (in de pees) en peritendineuze (rond de pees) verspreiding tussen de twee post-injectie protocollen. Er is geen relatie gevonden tussen de mate van pijn en neovascularisatie. Ook was de duur van de klachten niet gerelateerd aan neovascularisatie.
– Een RCT naar de effectiviteit van een oefentherapie programma bestaande uit excentrische oefeningen en eenzelfde oefentherapieprogramma in combinatie met een nachtspalk, laat zien dat de nachtspalk geen significante effecten geeft. Het oefentherapieprogramma geeft verbetering in functionele uitkomst.
– Ook een injectie met plaatjes-rijk-plasma (PRP) als toevoeging op het excentrische oefenprogramma geeft geen meerwaarde. - Lees het proefschrift
The musculoskeletal system in Pompe disease; pathology consequences and treatment options
L.E.M. (Linda) van den Berg
Erasmus Universiteit Rotterdam, 2014
Gedurende de studies die in dit proefschrift beschreven staan werden patiënten met de ziekte van Pompe, een erfelijke lysosomale stapelingsziekte, onderzocht. Patiënten hebben spierzwakte waardoor velen van hen uiteindelijk rolstoelgebonden en beademingsbehoeftig raken. Op dit moment is enzymtherapie de enige behandeling die beschikbaar is voor deze patiënten. Enzymtherapie heeft geleid tot levensverlenging, verbetering van spierkracht en tot stabilisatie van de longfunctie van de patiënten, maar niet alle patiënten reageren even goed op de behandeling en niet alle spierschade en functieverlies wordt hersteld. De studies onderzoeken:
- de spierpathologie van patiënten met de ziekte van Pompe. Alleen patiënten in een meer ver gevorderd stadium van de ziekte hebben een andere spiervezelverdeling dan gezonde volwassenen, met meer type 2x spiervezels.
- de wisselwerking tussen de spierfunctie en de kwaliteit van het skelet, en de effecten van enzymtherapie hierop. Patiënten blijken vaak een lage botdichtheid en een lagere vetvrije (dus spier) massa te hebben. Twee jaar behandeling met enzymtherapie verbetert dit niet.
- Ook wordt de mogelijkheid onderzocht het fysiek functioneren van patiënten te verbeteren door middel van training. Het volgen van dit trainingsprogramma bestaande uit duur-, kracht- en rompstabiliteitstraining naast de behandeling met enzymtherapie lijkt een toegevoegde waarde te hebben.
- Lees het proefschrift
Running related injuries : the effect of a preconditioning program and biomechanical risk factors
S.W. (Steven) Bredeweg
Rijksuniversiteit Groningen, 2014
Hardlopen is een populaire sport die bijna overal en door iedereen gedaan kan worden. Miljoenen mensen lopen regelmatig hard. Het is een gezonde activiteit met positieve effecten op cardiovasculaire risicofactoren en het geeft ook sociaal en mentaal gunstige effecten. Maar er is ook een andere zijde van de medaille. Hardloopblessures komen frequent voor binnen de hardlooppopulatie. De primaire oorzaak van een hardloopblessure is een disbalans tussen belasting en tijd voor herstel en adaptatie van het houdings- en bewegingsapparaat. De meeste overbelastingsblessures in het hardlopen ontstaan ten gevolge van trainingsfouten; te ver, te snel en te vaak. Sinds het begin van de jaren tachtig van de twintigste eeuw tot op heden is de blessure incidentie hoog en tevens ongeveer gelijk gebleven. Vanuit een publiek gezondheidsperspectief is het belangrijk om te zoeken naar risicofactoren en interventies die zorgen voor een reductie van hardloopblessures.
Het doel van dit proefschrift was tweeledig. Ten eerste richtte het zich op het effect van een voorbereidingsprogramma voor beginnende lopers om hardloopblessures te voorkomen. Het tweede doel was het onderzoeken van verschillende kinetische variabelen in de ontstaanswijze van hardloopblessures in een groep beginnende hardlopers.
- Lees het proefschrift
Exercise induced airway obstruction in children: Patho-physiology and diagnostics
J.M.M. (Jean) Driessen
AMC – Universiteit van Amsterdam, 2013
Inspanningsastma bij kinderen leidt tot een slechtere kwaliteit van leven. Deze vorm van astma is vaak een teken dat de longziekte niet goed onder controle is. De in Nederland vaak aanwezige droge en koude lucht waarin de inspanning moet worden geleverd, versterkt de obstructie van de luchtwegen waardoor inspanningsastma ontstaat. Dit constateert Jean Driessen in een onderzoek dat hij op een ijsbaan in Enschede uitvoerde bij kinderen met astma. De lucht boven de ijsvloer is constant en bootst de typische Nederlandse wintersituatie goed na.
Kinderen met astma moesten gedurende zes minuten hardlopen op een loopband die op de ijsbaan stond. Voor en na de test werd de longfunctie gemeten. Bij inspanningsastma treedt een vernauwing van alle luchtwegen op, waarna de grote luchtwegen het vlotste herstel laten zien. De luchtwegobstructie treedt bij een groot deel van de kinderen op tijdens inspanning, wat plezier in sport en spel ernstig kan beperken. De helft van de kinderen ervaart vijftien minuten na het staken van de inspanning nog een beperking van hun inademing. Dit kan een verlengd gevoel van benauwdheid geven. Ook blijkt dat kinderen met astma die een slechte longfunctie én een hoog BMI hebben, een grotere kans hebben op inspanningsastma. Hoe deze relatie precies tot stand komt, moet vervolgonderzoek uitwijzen.
- Lees het proefschrift
Aetiology, imaging and treatment of medial tibial stress syndrome
M.H. (Maarten) Moen
Universiteit Medisch Centrum Utrecht, 2012
Hoewel zeer veelvuldig voorkomend bij sporters (hardlopers m.n.) en militairen was er tot recent weinig bekend over het mediaal tibiaal stress syndroom (MTSS), soms beter bekend als shin splints. Jarenlang werd gedacht dat MTSS veroorzaakt werd door trekkrachten van de onderbeenspieren aan het botvlies waardoor beenvliesontsteking zou ontstaan. Momenteel wordt gedacht dat beenvliesontsteking bij MTSS überhaupt geen rol speelt en dat er eerder sprake is van een overbelastingsklacht van het scheenbeen.
Dit nieuwe inzicht geeft hernieuwde mogelijkheden voor de behandeling van MTSS, die in het proefschrift van Maarten Moen, sportarts in het Universitair Medisch Centrum te Utrecht werden onderzocht. De behandelmogelijkheden varieerden van o.a. medicatie waarbij de botstofwisseling werd geprobeerd te beïnvloeden, het uitvoeren van een langzaam opbouwend loopschema tot het toepassen van een apparaat (shockwave) dat gezien kan worden als een botcelstimulator. Uit onderzoek bleek dat een behandeling waarin mede behandeld wordt met shockwave leidt tot het snelste herstel.
Naast de studies over de behandeling van MTSS gaat het proefschrift ook over risicofactoren om de blessure op te lopen. Verschillende factoren (zoals het naar binnen zakken van de voet) kunnen sneller leiden tot MTSS. Een laatste bevinding uit het proefschrift is dat, wanneer er bij sporters met MTSS een MRI wordt gemaakt, er bepaalde kenmerken zijn die kunnen voorspellen hoe lang het herstel van MTSS gaat duren. Ondanks dat er nog veel is uit te zoeken geeft dit proefschrift nieuwe inzichten in de ontstaanswijze en behandeling van MTSS.
- Lees het proefschrift
Patellofemoral Pain Syndrome and Exercise Therapy
R. (Robbart) van Linschoten
Erasmus Universiteit Rotterdam, 2012
Het doel van het proefschrift was om de effecten van oefentherapie bij het patellofemoraal pijnsyndroom (PFPS) in relatie tot andere conservatieve strategieën te bestuderen. Het proefschrift bestaat uit zes deelstudies. Twee deelstudies betreffen observationeel, prospectief onderzoek in de huisartsenprakrijk. In het onderzoek naar PFPS werd het voorkomen, de behandelstrategie en de klinische uitkomst van het PFPS na een jaar bestudeerd. Patienten met PFPS werden vergeleken met de gegevens van patiënten die niet-specifieke knieklachten hadden. Daarbij werd vastgesteld dat huisartsen bij PFPS patiënten vaker kiezen voor een actieve behandelstrategie. Na één jaar follow-up vertoont de groep PFPS patiënten een significant lager herstel dan de controlegroep.
De kern van het proefschrift betreft een gerandomiseerde, gecontroleerde studie naar de effecten van oefentherapie bij het PFPS in de huis- en sportartsen praktijk. 131 deelnemers werden in de studie geïncludeerd en verdeeld over een oefengroep en een controlegroep Na drie maanden had de interventie-groep een significant betere uitkomst met betrekking tot pijnreductie in rust en inspanning en kniefunctie. Ook na twaalf maanden liet de de interventiegroep betere resultaten zien met betrekking tot pijnreductie. De klinische effecten van deze studie werden tevens op kosten-effectiviteit geanalyseerd. De studie liet zien dat hoewel de direct medische kosten van oefenen hoger waren, de gemiddelde jaarlijkse maatschappelijke kosten significant lager waren in de interventiegroep.
Het proefschrift bevat tevens twee systematische literatuurstudies. De studie naar de effecten van oefentherapie op het PFPS liet zien dat op korte en lange termijn oefentherapie effectief is op het verminderen van pijn ten opzichte van geen interventie (‘afwachtend beleid’). De literatuurstudie naar de aanvullende effecten van orthoses toegevoegd aan oefentherapie bij het PFPS bracht aan het licht dat er geen toegevoegd effect is van knie-braces. Het bewijs voor aanvullend effect van tape en zooltjes op oefentherapie is conflicterend.
- Lees het proefschrift
Sports nutrition to promote post-exercise recovery
M. Beelen
Universiteit Maastricht, 2012
De inname van de juiste voeding tijdens de herstelperiode na inspanning is belangrijk voor het aanvullen van de energievoorraden in het lichaam, om spierschade te herstellen, en spiergroei te stimuleren. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de inname van koolhydraten de belangrijkste voorwaarde is voor het herstel van de glycogeenvoorraad in de spieren. De toevoeging van eiwit aan een koolhydraatrijke hersteldrank kan de spierglycogeen synthese mogelijk versnellen. Bovendien stimuleert de inname van eiwit en/of vrije aminozuren de spiereiwit synthese, wat een voorwaarde is voor het herstel van spierschade en adaptatie van spierweefsel aan de training. Het is inmiddels gemeengoed dat een goede herstelvoeding zowel koolhydraten als eiwit moet bevatten. Er is echter nog veel discussie over de optimale hoeveelheid, soort, en tijdstip van inname van deze voedingsstoffen en de mogelijke voordelen van andere nutriënten. Dit proefschrift beschrijft de rol van eiwit en koolhydraten in voedingsinterventies met als doel het herstel na intensieve inspanning te bevorderen.
- Lees het proefschrift
Diagnostics and treatment of adductor-related groin pain in athletes – new insights
A. (Adam) Weir
Universiteit Utrecht, 2011
Dit proefschrift geeft nieuwe inzichten in de behandeling van adductorenklachten (liesblessure) bij sporters. Adductorenklachten komen veel voor bij sporters en kunnen met name bij al langer bestaande klachten hardnekkig zijn. Voor het verschijnen van dit proefschrift was er maar één gerandomiseerde studie van hoge kwaliteit naar de behandeling van langdurige adductorenklachten.
In dit proefschrift worden de resultaten van een twee retrospectieve case series van het effect van een multi modale manuele therapie (MMT) en oefentherapie programma gepresenteerd. De positieve resultaten van allebei waren veelbelovend en gaven aanleiding tot het opzetten van een prospectieve gecontroleerde studie.
Het belangrijkste onderzoek in het proefschrift is een gerandomiseerd klinisch onderzoek naar het effect van het MMT programma en actieve oefentherapie (OT). In dit onderzoek werden 54 atleten gerandomiseerd. Na de behandeling kon 50% van de sporters in het MMT programma en 55% van de OT groep weer op hun oude niveau sporten. Het verschil tussen de groepen was niet significant. De sporters in het MMT programma waren significant sneller hersteld (12.8 weken), ten opzichte van de OT groep (17.3 weken).
In een vervolg onderzoek worden de resultaten van de midden termijn follow-up van de gerandomiseerde studie gepresenteerd. De gemiddelde follow-up bedroeg 28 maanden en was 59% klachtenvrij aan het sporten. Het verschil tussen die twee groepen is niet significant en in totaal hebben zes (30%) van de atleten een recidief gekregen.Onderzoeken over het valideren van de Hip and Groin Outcome Score (HAGOS) – een gevalideerde uitkomstmaat voor heup en liesblessures worden nu opgestart.
Ook zal er onderzoek plaatsvinden over de rol van sacro-iliacgewricht, heupgewricht en spierspanning in de liesspieren in het ontstaan van liesblessures. - Lees het proefschrift
Patellar Tendinopathy; Prevalence, ESWT treatment and evaluation
J. (Hans) Zwerver
Universitair Medisch Centrum Groningen, 2010
De patellatendinopathie (“jumper’s knee”) is een bij topsporters veel voorkomende overbelastingsblessure van de patellapees, die de carrière van een sporter sterk negatief kan beïnvloeden. Uit dit proefschrift blijkt dat ook bij niet-topsporters de patellatendinopathie frequent voorkomt en dat mannelijke atleten twee maal zo vaak aangedaan zijn als vrouwelijke atleten. Kniebelastende sporten zoals basketbal en volleybal, ondergrond, leeftijd, lengte en gewicht zijn mogelijke risicofactoren voor deze lastig te behandelen peesblessure. Zowel conservatieve als chirurgische behandeling zijn namelijk vaak niet succesvol.
Op grond van een literatuurstudie lijkt ESWT (Extracorporele ShockWave Therapie) een veilige en veelbelovende behandeling voor sporters met een chronische patellatendinopathie. In dit proefschrift worden de resultaten van de TOPGAME-studie (acroniem voor Tendinopathy of Patella Groningen Amsterdam Maastricht ESWT) beschreven, een gerandomiseerde gecontroleerde multicenter trial naar de effectiviteit van ESWT bij nog actief sportende basketballers, handballers en volleyballers met een patellatendinopathie, met korter dan een jaar bestaande symptomen. Als specifieke evaluatiemethodes worden onder meer een nieuw ontwikkelde en gevalideerde Nederlandse VISA-P vragenlijst en een biomechanisch onderzochte kniepeesbelastende functietest (single leg decline squat) gebruikt.
Uit de resultaten van de TOPGAME-studie moet geconcludeerd worden dat bij deze groep actieve sporters met korter dan een jaar klachten, het door ons toegepaste ESWT protocol geen voordelen biedt boven behandeling met placebo-ESWT. Verder onderzoek naar waarom, in welk stadium van de peesaandoening en volgens welk protocol ESWT het meest effectief is, lijkt daarom nodig.
- Lees het proefschrift
Imaging and Treatment of Chronic Midportion Achilles Tendinopathy
R.J. (Robert-Jan) de Vos
Erasmus MC Rotterdam, 2010
De chronische Achillespeesblessure is een frequent voorkomend probleem dat voornamelijk sporters treft. R.J. de Vos onderzocht de waarde van echografisch onderzoek bij deze blessure en bovendien werd het effect van verschillende behandelstrategieën bepaald.
Tendinopathie wordt echografisch gekarakteriseerd door een verminderde structuur van het peesweefsel en er kan een toegenomen bloeddoorstroming van de pees (neovascularisatie) worden waargenomen met de toevoeging van Doppler techniek. Het bleek dat de mate van echografische desorganisatie van structuur en neovascularisatie betrouwbaar kan worden gemeten. Echter, de mate van echografische desorganisatie van structuur en neovascularisatie zijn niet voorspellend voor de uitkomst van de behandeling, dus het maken van een echo heeft geen toegevoegde waarde in de praktijk.
Momenteel is een gestandaardiseerd excentrisch oefenprogramma van 12 weken de eerste keuze van behandeling. Ongeveer 50-60% van de patiënten is tevreden na deze behandeling. Uit een prospectief gerandomiseerde studie kwam naar voren dat het gebruik van een nachtspalk geen toegevoegde waarde heeft bij het oefenprogramma. Het gebruik van veelbelovende Plaatjes-rijk plasma (PRP) injecties, een toegenomen concentratie aan lichaamseigen bloedplaatjes verkregen door afgenomen bloed te centrifugeren, werd onderzocht. Na een dubbel-blind gerandomiseerd onderzoek werd echter geconcludeerd dat een PRP injectie even effectief is als een injectie met fysiologisch zout.
- Lees het proefschrift
MRI of Atherosclerosis; Magnetische Resonantie Imaging van Atherosclerose
B. te Boekhorst
Universiteit Utrecht, 2010
Atherosclerose (aderverkalking) is doodsoorzaak nummer 1 in de westerse wereld. Diagnose van verschillende stadia van atherosclerose is van belang voor adequate behandeling. De samenstelling van de vetafzetting (plaque) blijkt het risico op scheuring van de plaque te bepalen. Een groot vetmeer, een dunne bedekkende bindweefsellaag, veel macrofagen (alles etende cellen van belang voor de afweer) in de schouderregio van de plaque en bloeding uit vaatjes in de plaque zijn karakteristieken van een hoog-risico plaque. Met MRI is bepaling van de samenstelling van de plaque mogelijk, hetgeen met de meest gebruikte klinische methode, catheterisatie van de kransslagaders, niet mogelijk is. Bovendien kunnen met behulp van MR contrastmiddelen die specifiek hechten aan moleculen, moleculaire processen die te maken hebben met destabilisatie van de plaque in beeld gebracht worden (moleculaire MRI).
In dit proefschrift worden zowel anatomische MRI van plaques in halsslagaders van humaan autopsiemateriaal als moleculaire MRI van plaques in een muizenmodel in leven beschreven. Enerzijds werden valkuilen wat betreft beeldvorming van macrofagen met USPIO’s en MRI, anderzijds de mogelijkheid om met moleculaire MRI ( gericht op NGAL en de CB2-receptor met behulp van micellen) verscheidene stadia van atherosclerose zichtbaar te maken, gedemonstreerd. Implementatie in klinische follow-up studies ten behoeve van evaluatie van de prognostische waarde van deze moleculaire MRI technieken kan pas volgen na verdere studies naar verdeling van het MR contrastmiddel gebaseerd op lipiden in het menselijk lichaam na injectie via de bloedbaan, uitwassing uit de bloedbaan en toxiciteit.
- Lees het proefschrift
Oxygen uptake kinetics in chronic heart failure; clinical and physiological aspects
H.M.C. (Hareld) Kemps
Technische Universiteit Eindhoven, 2009
Chronisch hartfalen (CHF) wordt gekenmerkt door een verminderd inspanningsvermogen. Om deze reden speelt inspanningsdiagnostiek een steeds belangrijkere rol bij het vaststellen van de ernst en prognose van dit ziektebeeld. Alhoewel het maximale zuurstofopnamevermogen (peak VO2) nog steeds de meest gebruikte inspanningsparameter is, geven submaximale inspanningsparameters een beter beeld van het dagelijkse inspanningsvermogen van deze patiënten.
Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar de klinische bruikbaarheid en de fysiologische achtergrond van zuurstofopname (VO2) kinetiek (i.e. de snelheid van stijgen en dalen van VO2 tijdens en na submaximale inspanning) bij CHF patiënten. De resultaten van de studies uit het eerste deel toonden aan dat met name VO2 herstel kinetiek betrouwbaar kan worden bepaald bij CHF patiënten en dat deze parameter bruikbaar is voor het bepalen en voorspellen van effecten van fysieke training. In het tweede gedeelte van het proefschrift werd met behulp van een aantal geavanceerde dynamische meettechnieken (radial artery pulse contour analysis voor bepaling van cardiac output, near Infrared spectroscopie voor skeletspieroxygenatie en 32P MR spectroscopie voor skeletspiermetabolisme) vastgesteld dat VO2 kinetiek bij matig beperkte CHF patiënten hoofdzakelijk wordt beperkt door een verminderde lokale O2 aanvoer. Dit suggereert dat toekomstige behandelingen met name gericht dienen te zijn op verbetering van skeletspierdoorbloeding.
- Lees het proefschrift
Exercise therapy in Type 2 diabetes
S.F.E. (Stephan) Praet
Universiteit Maastricht, 2007
De prevalentie van diabetes mellitus type 2 neemt de komende jaren sterk toe. Alhoewel het positieve effect van lichaamsbeweging bij diabetes mellitus inmiddels is vastgesteld, wordt het in de praktijk nog nauwelijks toegepast als behandeling. In dit proefschrift wordt de haalbaarheid en effectiviteit onderzocht van zowel korte-, middellange-, als langetermijn beweeginterventies in verschillende subpopulaties diabetespatiënten. De acute effecten op de glucoseregulatie werd mede bepaald door continue glucose monitoring (CGMS). CGMS blijkt ook van aanvullende waarde om de glucose ontregeling beter in beeld te brengen.
Het beweeginterventieprogramma richtte zich in eerste instantie op tweedelijns diabetespatiënten die reeds complicaties hadden ontwikkeld. Uiteindelijk bleek een programma bestaande uit krachttraining en hoog intensieve intervaltraining een daling van bloeddruk en HbA1c te geven, terwijl de fitheid en spierkracht met gemiddeld 15% toenam.
In vervolgonderzoek werd bij een eerstelijns diabetespopulatie de effectiviteit van een sportief wandelprogramma vergeleken met medische fitness. Beide programma’s bleken na één een jaar gemiddeld even effectief qua bloeddruk en bloedglucoseregulatie. Ondanks een deskundige begeleiding viel 60% na een jaar uit en dit bleek voor de helft terug te voeren op overbelastingsklachten van het bewegingsapparaat. Knees in Need. Neuromuscular control of the ACL deficient knee
S. (Sietske) van Berkel
Vrije Universiteit Amsterdam, 2006
In dit proefschrift worden enkele studies beschreven waarin de coördinatiepatronen en de schuifkrachten in de knie worden bestudeerd na een voorste kruisband (VKB) ruptuur. In twee verschillende studies werd aangetoond dat patiënten in sommige situaties een lager kniemoment leverden en in condities met kleinere kniehoeken meer co-contractie vertoonden (gelijktijdig aanspannen van knie-extensoren en flexoren), echter niet wanneer er een geïsoleerde schuifkracht op de knie werd gelegd.
Met behulp van MRI werden de peesrichtingen van de pezen rond de knie bepaald. Deze studie liet zien dat het onwaarschijnlijk is dat co-contractie direct leidt tot een afname van de voorwaartse afschuifkracht in kniehoeken tussen 0° en 30°. De peesrichtingen werden gebruikt in een EMG-gestuurd model. Hiermee werden de krachten in de knie berekend tijdens strekkingen van het hele been in verschillende houdingen. Geconcludeerd werd dat VKBpatiënten niet selectief een lagere schuif- of compressiekracht produceerden, maar een lagere totale kracht. Opvallend was verder de grote inter-individuele variatie in peeshoeken. Dit suggereert dat de hoeveelheid schuifkracht die wordt geproduceerd en de potentie om schuifkrachten tegen te gaan erg persoonsafhankelijk is.Diagnosing deep venous thrombosis in primary care
J.A. Nijboer
Universiteit Utrecht, 2005
Diep Veneuze Trombose (DVT) is lastig te diagnosticeren voor de huisarts vanwege de vaak aspecifieke en soms ook beperkte klachten. Het missen van de diagnose kan ernstige gevolgen hebben door het optreden van een (fatale) longembolie. Iedereen verwijzen voor een echo is niet effectief omdat 80% van de patiënten geen DVT blijkt te hebben.
Afzonderlijke symptomen geven helaas geen uitsluitsel over de diagnose. Door gewogen samenvoegen van de symptomen in een Klinische Beslis Regel (KBR) kan met deze regel de kans op DVT bepaald worden. De onderzoeker toont in dit proefschrift aan dat de KBR van Wells, die wereldwijd in ziekenhuizen gebruikt wordt, niet geschikt is voor gebruik door de huisarts. Daarom is met gegevens van huisartspatiënten een nieuwe beslisregel ontwikkeld die wel geschikt is voor gebruik in de 1e lijn.
De huisarts kan door toepassen van een D-dimeer test samen met de huisarts-beslisregel bij een groot deel van de patiënten de diagnose DVT uitsluiten. Een lage score van de beslisregel en een normale D-dimeer testuitslag sluit de diagnose uit met slechts 0,7% gemiste DVT. Dat is in dezelfde veiligheidsorde als bij een echo-onderzoek. Slechts een deel van de patiënten hoeft dan doorverwezen te worden voor verdere beeldvormend onderzoek.