"Als je het geluk hebt om zonder noemenswaardige ziekten lang te leven en op diverse manieren betrokken raakt bij belangrijke maatschappelijke ontwikkelingen kan je veel meemaken en erover vertellen."
In het boek Sport-Hart benadrukt Mosterd dat hij telkens weer in aanraking kwam of mocht werken met daadkrachtige en intelligente mensen die hij, gebaseerd op een parabel van Kierkegaard, zijn ”Wilde Ganzen” noemt. Vooral door hen kon hij op verschillende werkvelden actief zijn en zijn werkzaamheden als cardioloog combineren met functies op sport, sportmedisch en cardiologisch gebied.
Wim Mosterd (1934), geboren int Amersfoort, doet dat in dit boek. Dankzij zijn ouders, die een succesvolle bakkerij hadden opgebouwd, had hij een onbezorgde jeugd. Reeds in zijn gymnasiumtijd kwam hij als één van de eerste Amersfoorters in aanraking met internationale topsport (waterpolo). In 1952 ging hij geneeskunde studeren en promoveerde in 1961 bij de grondlegger van de sportgeneeskunde Prof. Jongbloed op een dissertatie getiteld “Stuwkrachtmeting en slaganalyse bij getrainde zwemmers”.
De opleiding tot cardioloog vond plaats in de Lichtenberg te Amersfoort en het Academisch Ziekenhuis te Utrecht. Van 1964 t/m 1970 was hij als bondsarts betrokken bij de realisatie van de sportmedische afdeling van de KNVB. In 1969 vestigde hij zich als cardioloog in de Lichtenberg en 1988 werd hij benoemd tot bijzonder hoogleraar Klinische Sportgeneeskunde aan de Utrechtse Universiteit. Eind 1999 ging hij met emeritaat en beëindigde hij zijn werkzaamheden als cardioloog. Tot medio 2017 bleef hij als sportarts nationaal en internationaal actief op bestuurlijk gebied. Nationaal in de VSG (Vereniging voor Sportgeneeskunde) met als inzet de uiteindelijke erkenning van de Sportgeneeskunde als Medisch Specialisme en bij de FINA (Internationaal Zwembond) als mede verantwoordelijke voor het anti-doping beleid.
Als opleider was hij betrokken bij de Interne Geneeskunde, Sportgeneeskunde en Cardiologie. Zijn eerste wetenschappelijke publicatie was samen met Jongbloed in 1960. Zijn eerste boek “Medische Begeleiding in de Sport” verscheen in 1968
Op wetenschappelijk gebied ligt zijn belangstelling vooral bij lichamelijke inactiviteit als risicofactor voor diverse chronische ziekten en dopingproblematiek. Publicaties van zijn vakgroep Medische Fysiologie en Sportgeneeskunde zorgden begin jaren negentig voor erkenning door de Overheid (WVC/VWS) en de WHO van lichamelijk inactiviteit als onafhankelijke risicofactor voor hart- en vaatziekten..
Op sportief gebied werd hij met AZ&PC (Amersfoortse Zwem & Poloclub) vier maal landskampioen en maakte hij deel uit van de Olympische waterpoloploeg voor Melbourne. Als begeleidend arts was hij lid van het medisch team van de Nederlandse Olympische ploeg voor de Spelen van Tokyo en Mexico City. Bij de Spelen van Seoul, Barcelona en Atlanta was hij aanwezig voor FINA.