Reijs Lecture
Het bestuur van de Vereniging voor Sportgeneeskunde heeft in 1972 de Reijs Lecture ingesteld. De Reijs Lecture wordt uitgesproken door en de Reijs Award wordt uitgereikt aan iemand met grote verdiensten voor de sportgeneeskunde. Bij de keuze van een kandidaat zal in het bijzonder gelet worden op de maatschappelijke relevantie van het wetenschappelijk werk. De Reijs Lecture moet tijdens een wetenschappelijke vergadering van de VSG plaatsvinden en mag niet langer dan 20 minuten duren. Aan de Reijs Lecture is de Reijs Award verbonden is een op naam gestelde plaquette, een oorkonde en een geldbedrag van €1500.
De Reijs Lectue is uitgesproken door:
- 2018: Dr. Goof Schep kreeg de Reijs Award toegekend vanwege zijn substantiële bijdragen aan de ontwikkeling van het vak sportgeneeskunde tot het huidige klinische specialisme. Ga naar deze Reijs Lecture.
- 2013: Prof. dr. Willem Mosterd voor zijn belangrijke werk ten behoeve van de sportgeneeskunde in Nederland. Titel “hoed u voor de tamme ganzen." Download deze Reijs Lecture.
- 2008: Dr. Gee van Enst, de eerste opgeleide en geregistreerde sportarts in Nederland heeft de zevende Reijs Lecture uitgesproken op 28 november 2008, tijdens het VSG Congres in Noordwijkerhout. “Sportgeneeskunde... Een uitdaging, Van hobby tot beroep en van eerste- naar tweedelijnszorg”. Download deze Reijs Lecture.
- 2003: Dr. Jan Aghina met als titel: “Galenus Herontdekt – Sportgeneeskundig beleid: verleden, heden en toekomst”. Download deze Reijs Lecture.
- 1995: Dr. Sjung Hermans ontving de Reijs Award voor zijn belangrijk werk op vele gebieden ten behoeve van de sportgeneeskunde. Ga naar deze Reijs Lecture.
- 1990: Prof. dr. Wildor Hollmann, destijds voorzitter van de FIMS en een groot wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van de sportgeneeskunde. Prof. dr. Wildor Hollmann heeft het bedrag verbonden aan de Reijs Award beschikbaar gesteld aan de VSG voor sportartsen in opleiding voor speciale projecten/activiteiten.
- 1986: Dr. Ir. Geert Jan van Ingen Schenau, die door zijn fundamenteel onderzoek over de biomechanica van de sportende mens een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de sportgeneeskunde in Nederland. Hij introduceerde de “moderne” klapschaats in 1984. Pas twaalf jaar later maakte de schaatswereld er gebruik van. Het bleek een revolutie: vele wereldrecords werden aan flarden gereden. Hij overleed in 1998.
- 1981: Dr. Watze Ype Sijtsema voor zijn baanbrekend werk voor de lichamelijk gehandicapte sportbeoefenaren.
- 1972: Kenneth H. Cooper, de eerste onderbouwer van de wetenschappelijke waarde van duurtraining/ duursport. De titel van deze Reijs Lecture was “The roll of exercises in our modern society”.
Uitgebreide geschiedenis
Het Bestuur van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG) heeft in 1972, bij het afscheid van Ankie Martinus-Reijs als voorzitter van de VSG, de Reijs Lecture ingesteld ter nagedachtenis aan haar vader, dr. Jacobus Hermanus Olympius (Herman) Reijs, wegens zijn grote verdiensten voor de sportgeneeskunde. De eerste Reijs Lecture en Award is tijdens het Jubileum congres in De Doelen in Rotterdam, ter viering van het 10-jarig bestaan van de VSG, op 19 april 1972 uitgesproken door en uitgereikt aan de Amerikaanse arts Kenneth H. Cooper, de eerste onderbouwer van de wetenschappelijke waarde van duurtraining/ duursport. De titel van deze Reijs Lecture was “The roll of exercises in our modern society”. De award bestond uit een Statenbijbel, die Peter Harting samen met Kenneth Cooper in Zeeland is gaan kopen.
Na deze eerste Reijs Lecture heeft het Bestuur van de VSG vastgelegd dat de toekenning éénmaal per vijf jaar plaats vindt, dat de kring der kandidaten zich beperkt tot Nederlanders en dat bij de keuze van een kandidaat in het bijzonder gelet zal worden op de maatschappelijke relevantie van het wetenschappelijk werk. De Reijs Lecture moet tijdens een wetenschappelijke vergadering van de VSG plaats vinden en mag niet langer dan 20 minuten duren. Aan de Reijs Lecture is de Reijs Award verbonden: een op naam gestelde plaquette, een oorkonde en een geldbedrag van destijds 3000 gulden, nu 1500 euro.
Herman Reijs werd op 19 november 1883 in Den Haag geboren als zoon van Jacobus Hermanus Reijs (1854-1913) Vader Reijs legde zich primair toe op de kunst van het schermen en werd in 1876 Meester op alle wapens. Hierna legde hij zich toe op de gymnastiek en werd gymnastiekonderwijzer met de aktes van Huisonderwijzer (1876) en Middelbaar onderwijs (1877). Hij was aanvankelijk militair scherm- en gymnastiekinstructeur maar maakte stapsgewijs de overgang van militair naar een burgerbestaan. Hij richtte samen met anderen in 1878 de ’s Gravenhaagsche Scherm- en Gymnastiekvereeniging “Olympia” op en verliet in 1881 het leger. Hij begon een inrichting voor heilgymnastiek en startte in 1887 met een zgn. éénmansopleiding voor heilgymnastiek en massage. Hij was in 1889 de initiator van de oprichting van ‘Het Genootschap’ met als doel de heilgymnastiek op een kwalitatief hoger niveau te brengen en de regering er toe te bewegen tot een landelijk examen heilgymnastiek te komen. Het Genootschap bestaat nog steeds, nu als het Koninklijk Nederlands Genootschap Fysiotherapie.
Zoon J.H.O. (Herman) Reijs (1883-1948) kreeg de liefde en belangstelling voor de lichamelijke opvoeding en heilgymnastiek dus met de paplepel ingegoten en behaalde op 16-jarige leeftijd in 1900 de Akte van Bekwaamheid voor Huis- en Schoolonderwijs in de gymnastiek. Na zijn eindexamen HBS in 1903 ging hij geneeskunde studeren in Leiden, behaalde in 1910 de artsenbul en vestigde zich in Den Haag als arts voor ziekten van het bewegingsapparaat en reumatiek. Herman Reijs was makkelijk in het leggen van contacten, soms grillig en afwerend, maar scherts, luim, olijkheid, vrolijkheid en gezelligheid waren hem niet vreemd. Hij was actief en emotioneel. Vrijgevig met zijn energie en zijn tijd. Hij was een levenskunstenaar en verzamelaar van penningen, vooral van die op medisch gebied. “Noem maar een beroemde dokter in de wereld op en ik haal hem voor U uit één van mijn vitrines”
Samen met P. Dekker was hij in 1912 de grondlegger en oprichter van de ‘Haagsche Kweekschool voor Gymnastiek en Heilgymnastiek’, de huidige Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding (HALO), en werd hij directeur en docent gymnastiek, anatomie en fysiologie aan deze instelling. Vanuit medische overwegingen was hij een voorstander van goede lichamelijke opvoeding in het onderwijs onder deskundige leiding en legde hiervoor een wetenschappelijke medisch-biologische basis, zowel voor de theorie als de praktijk.
In 1919 promoveerde hij bij prof. dr. van der Hoeven in Leiden op het proefschrift ‘Het Skoliosebekken’ en in 1923 werd hij benoemd tot Privaatdocent aan de Rijksuniversiteit Leiden in de ‘Wetenschap der Lichamelijke Opvoeding’. Zijn openbare les eindigde hij met: “Vergun mij het voorkomen van orthopaedische afwijkingen onder den aandacht der studenten te mogen brengen”. Hij was een der eersten die preventie door lichamelijke opvoeding en sport inzag, dus hoe belangrijk goed bewegen is bij het voorkomen van blessures. Samen met Van Breemen, Buytendijk, Snapper e.a. was hij in 1921 medeoprichter van de ‘Nederlandsche Geneeskundige Vereeniging voor Lichamelijke Opvoeding en Sport”, waarvan alleen artsen lid konden worden, de voorloper van de VSG.
Hij was een baanbreker voor de Medische Sportkeuring en was in 1927 initiator en oprichter van het Haagsche Bureau voor Medische Sportkeuring, het eerste in Nederland. Het wekte dan ook geen verwondering dat deze buitengewone man tijdens de oprichtingsvergadering van de AIMS, nu FIMS, op 14 februari 1928 in St. Moritz werd gekozen tot secretaris van de Internationale Congrescommissie voor het eerste Wereldcongres Sportgeneeskunde, in Amsterdam tijdens de Olympische Spelen in 1928. In 1931 werd Herman Reijs tot voorzitter van het K.N.G.V. gekozen, van welke vereniging hij jarenlang een stuwende kracht zou zijn. Een jaar later werd hij door koningin Wilhelmina tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau benoemd. Daar bleef het niet bij want in 1948, het jaar van zijn overlijden, werd hij bevorderd tot Officier in deze orde. Ook in het buitenland had hij een zeer goede naam. Door de Franse regering werd hij wegens zijn verdiensten voor de Lichamelijke Opvoeding en Sport onderscheiden met ‘Une médaille d’honneur d’or de l’éducation physique’ en door de Tsjechische regering werd hij onderscheiden met de ‘Officiersorde van de Witte Leeuw’.
Herman Reijs heeft veel lezingen gehouden en veel gepubliceerd over lichamelijke opvoeding, anatomie en bewegingsfysiologie. Vanaf 1938 was hij lid van de redactie van de “Geneeskundige Gids”. Zijn laatste publicatie was het hoofdstuk ‘Sportphysiologie’ in het ‘Nederlands Leerboek der Physiologie’ in 1948. Zijn dochter Johanna Maria Reijs (1912-1997) werd bekend als ‘Dokter Ankie’. Zij was bestuurslid van het eerste VSG bestuur en nam tijdens de eerste ALV (oktober 1965) de voorzittershamer over van Jan Jongh, voor wie het voorzitterschap van de VSG niet te combineren was met het voorzitterschap van de Federatie van Bureau Medische Sportkeuring. Zij was voorzitter van 1965-1972. Zij was meer dan 40 jaar verbonden als docente aan de HALO en lange tijd directeur van de opleiding Fysiotherapie.
De Reijs Lecture en Award werd voor de tweede keer - in 1981- tijdens de VSG-nascholingsdag “Rehabilitation” uitgesproken door en uitgereikt aan de Hengelose huisarts dr. Watze Ype Sijtsema voor zijn baanbrekend werk voor de Lichamelijk gehandicapte sportbeoefenaren.
De derde Lecture werd in 1986 gehouden door dr. ir. Geert Jan van Ingen Schenau, die door zijn fundamenteel onderzoek over de biomechanica van de sportende mens een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de sportgeneeskunde in Nederland. Hij introduceerde de “moderne” klapschaats in 1984. Pas twaalf jaar later maakte de schaatswereld er gebruik van. Het bleek een revolutie: vele wereldrecords werden aan flarden gereden. Hij overleed in 1998.
Bij het 25-jarig bestaan van de VSG in 1990 werd, tijdens het door de VSG georganiseerde FIMS Wereld Congres, bij uitzondering iemand van buiten Nederland, uitgenodigd voor de vierde Reijs Lecture, prof. dr. Wildor Hollmann, destijds voorzitter van de FIMS en een groot wetenschappelijk onderzoeker op het gebied van de sportgeneeskunde. Prof. dr. Wildor Hollmann heeft het bedrag verbonden aan de Reijs Award beschikbaar gesteld aan de VSG voor sportartsen in opleiding voor speciale projekten/aktiviteiten. De VSG heeft hiervoor het “Hollmann-fonds” opgericht.
In 1995 werd de vijfde Lecture gehouden door dr. Sjung Hermans en de Award toegekend voor zijn belangrijk werk op vele gebieden ten behoeve van de sportgeneeskunde. Het was de laatste keer dat Ankie Reijs zelf de Award uitreikte. Zij overleed in 1997.
De zesde Reijs Lecture is in 2003 gehouden door dr. Jan Aghina met als titel: “Galenus Herontdekt – Sportgeneeskundig beleid: verleden, heden en toekomst”
Dr. Gee van Enst, de eerste opgeleide en geregistreerde sportarts in Nederland heeft de zevende Reijs Lecure uitgesproken op 28 november 2008, tijdens het VSG Congres in Noordwijkerhout. Gee van Enst is de beste sportarts onder de violisten en de beste violist onder de sportartsen.
In 2013 is de Reijs Lecture uitgesproken door prof. dr. Willem Mosterd voor zijn belangrijke werk ten behoeve van de sportgeneeskunde in Nederland. Titel “hoed u voor de tamme ganzen."
In 2018 pleitte dr. Goof Schep in zijn Reijs Lecture voor een versnelling van implementatie van inzichten uit onderzoek naar de zorg: “Wetenschap is heel belangrijk als basis van ons vak. De manier waarop we dat nu doen leidt echter nog onvoldoende naar daadwerkelijke implementatie in de zorg. Daadkrachtiger en actiegerichter onderzoek is nodig bij het begrijpen van het mechanisme en daarbij ontwikkelen van meest doelmatige training. Onderzoek moet ook meer focus krijgen op implementeren en optimaliseren van de aanpak van Exercise is Medicine in de geneeskunde bij verschillende ziektebeelden. We maken steeds vaker duidelijk dat de geneeskunde veel kan hebben aan de sportgeneeskunde. Het is wel nodig om daar samen meer stappen in te zetten en de tijd lijkt daar rijp voor. Als we goed samenwerken, kunnen we zaken versnellen. Ik zou het prachtig vinden als we op het gebied van fitheid bij kanker over vijf jaar verder zijn dan waar we met hartrevalidatie twintig jaar over hebben gedaan.”